Hanny de Bruin over RVWO: “Mooie mijlpalen én nieuwe uitdagingen”
Toen Hanny de Bruin een klein meisje was, droomde ze ervan om juf te worden. Die droom is uitgekomen: sinds 2014 is zij docent en onderwijsontwerper bij mboRijnland. Hoe kijkt zij naar Radicale Vernieuwing Waarde-vol Onderwijs® (RVWO)? Waar staat het onderwijsteam nu? En welke opgaven zijn er voor het komende schooljaar?
Hanny de Bruin koos na haar middelbare school niet meteen voor het onderwijs. Eerst kwam ze – door een samenloop van omstandigheden – in de zorg terecht. Achtereenvolgens werkte ze in de gehandicaptenzorg, kraamzorg en thuiszorg. “Met veel plezier!”, benadrukt ze enthousiast. Op een gegeven moment besloot ze echter alsnog het onderwijs in te gaan: sinds 2014 werkt ze bij mboRijnland (en haar rechtsvoorgangers). “Het bevalt me geweldig goed; ik zou echt niets anders meer willen”, zegt ze vol overtuiging. “Voor de klas staan is net zo leuk als ik dacht. Door mijn achtergrond in de zorg kan ik mijn kennis in het onderwijs kwijt, zeker nu ik als onderwijsontwerper werk.”
Meer dan een ‘kunstje’
Hanny vindt het belangrijk om aan studenten te leren dat het in de zorg niet alleen draait om ‘het kunstje’. “Natuurlijk, het is belangrijk dat je de verpleegtechnische vaardigheden beheerst. Maar ik wil graag dat studenten ook leren nadenken over waaróm ze iets doen. Waarom geef je bijvoorbeeld die injectie in een spier of in de huid? Wat levert dit op voor de zorgvrager? En kun je ook aan anderen uitleggen waarom je zo te werk gaat? Als je studenten motiveert om op dit soort vragen te reflecteren, bevordert dit dat ‘het kwartje valt’ bij hen.” Daarnaast benadrukt Hanny dat het belangrijk is dat studenten de mens met een ondersteuningsvraag écht zien.
Nieuwsgierig naar RVWO
Toen de eerste groep RVWO-studenten in 2018 van start ging bij mboRijnland, was Hanny daar nog niet bij betrokken. “Ik was op dat moment alleen verantwoordelijk voor het ontwerp van de reguliere zorgopleiding Verzorgende Individuele Gezondheidszorg /Medewerker Maatschappelijke Zorg (VIG/MMZ)”, vertelt ze. “Wel was ik direct nieuwsgierig toen ik hoorde dat er een ander ontwerp zou komen, naast het reguliere onderwijsprogramma. Toen we hoorden dat per oktober 2019 groepen RVWO-studenten in ons team zouden komen, ben ik me ook met het RVWO-onderwijs gaan bezighouden, in samenwerking met onderwijskundige Simone Ketelaars. Voor RVWO ben ik niet alleen betrokken bij de VIG/MMZ, maar ook bij de Verpleegkundeopleiding en de opleiding Helpende Zorg en Welzijn. Daarbij worden we ondersteund door verschillende ontwikkelaars van de betreffende opleidingen.”
Leervragen staan centraal
RVWO is gebouwd op verschillende pijlers: werkplekleren, een hybride/blended onderwijsmethodiek, interprofessioneel en gepersonaliseerd leren én vraaggestuurd onderwijs. In het onderwijsconcept is er veel aandacht voor wat nú actueel is in de verpleeghuizen: gastvrijheid, de regie bij de medemens met een zorgvraag en diens naasten, interprofessioneel werken, zorg-ICT en -technologie. Wat ziet Hanny als belangrijke verschillen tussen RVWO en regulier onderwijs? “Veel pijlers van RVWO zaten onvoldoende in het – vorige – kwalificatiedossier”, signaleert ze. (In het kwalificatiedossier staan de eisen waaraan de student moet voldoen om het diploma te behalen). “Verder valt me op dat onderwijs en zorgpraktijk minder gescheiden opereren dan traditioneel het geval is. Bij RVWO staan opleiders en zorgorganisaties gezamenlijk voor een opgave, ze zijn samen meer één wereld. In die wereld draait het uiteindelijk altijd om de relaties tussen de mens met een ondersteuningsvraag, zijn naasten en de zorgprofessionals.”
Ook het werken vanuit leervragen, die de student telkens opnieuw formuleert, is nieuw. “Dit betekent dat docenten moeten kunnen inspelen op de diverse leervragen. Ze moeten vraaggestuurder werken.”
Handvatten voor docenten
Dit was in het begin best lastig, vertelt Hanny: “Docenten vroegen zich af of ze het kwalificatiedossier wel volledig konden ‘dekken’ als studenten meer zelf de regie hebben.”
Om docenten meer inzicht te geven in waar studenten staan in hun leerproces, is er een voortgangsdocument ontwikkeld. Per werkproces zijn hierin alle criteria uit het kwalificatiedossier benoemd; elk criterium heeft vier beheersingsniveaus. Een student moet alle criteria van een werkproces op het hoogste beheersingsniveau hebben behaald om aan te tonen dat hij/zij dit werkproces beheerst. Uit de criteria die de student nog onvoldoende beheerst, kan hij/zij de eigen leervragen halen. “Met behulp van het voortgangsdocument kunnen docenten dan snel zien bij welk werkproces een leervraag hoort en waaraan ze eventueel nog aandacht moeten schenken in hun lessen om de student uiteindelijk op examenniveau te krijgen.”
Als vertrekpunt van het onderwijs worden er reële casussen door de praktijkopleiders beschreven vanuit de actuele zorgpraktijk; deze helpen bij het richting geven aan het onderwijs. “De casussen maken heel duidelijk wat studenten kunnen tegenkomen en hoe ze daarmee kunnen omgaan.” De ontwikkelaars hebben deze casussen in de onderwijsprogramma’s verwerkt.
Samenvattend constateert Hanny: “De kaders waarbinnen docenten zich mogen bewegen, worden langzamerhand steeds duidelijker. Dit geeft meer bewegingsvrijheid – ook om soms buiten de lijntjes te kleuren.”
Waar staan we nu?
Waar staat het onderwijsteam nu? “Ergens halverwege”, denkt Hanny. Ze stelt dat er al mooie mijlpalen zijn behaald, maar dat er ook nog de nodige uitdagingen liggen: “RVWO vergt een behoorlijke transitie. En er zijn al grote stappen gezet.” Hanny geeft aan veel respect te hebben voor de collega’s die hebben aangedurfd om het ‘oude en bekende’ onderwijs los te laten om aan dit verrijkte onderwijs te beginnen. “Naast docent, worden ze ook meer coach, die niet alleen directe instructie geeft, maar studenten daarnaast vragen stelt en feedback geeft. Het blijft wel zoeken naar de juiste balans tussen kennisoverdracht en coaching.”
Hanny stelt dat docenten bij de start van RVWO nog wat afwachtend waren: “Het begon met voorzichtig aftasten van het nieuwe concept. Maar inmiddels voelen een aantal zaken vertrouwd. Zo werken docenten steeds studentgestuurder en is het overleg met de praktijkopleiders geïntensiveerd. Sinds kort sturen de docenten wekelijks een verslag van hun lessen naar de projectleiding van RVWO en de praktijkopleiders, zodat de zorgorganisaties weten wat er op school behandeld is. Dat was best spannend, omdat je dan de ander in je keuken laat kijken. Onderwijs en praktijk stemmen steeds beter af op elkaar.”
Werkplekleren en differentiëren als uitdaging
Uitdagingen zijn er ook nog volop, zo maakt Hanny duidelijk. RVWO heeft de volgende pijler – werkplekleren – in de steigers staan. Binnen het werkplekleren zal het interprofessioneel en gepersonaliseerd leren nog meer vorm gaan krijgen. Het is belangrijk dat alle betrokkenen van RVWO hetzelfde verstaan onder werkplekleren en daar gezamenlijk stappen in zetten.
Daarnaast vraagt niveaudifferentiatie in de lessen (zie kader) nog de nodige aandacht. “Docenten weten dat differentiëren belangrijk is; de crux is om daar goede invulling aan te geven”, zegt Hanny. “Het wordt als positief ervaren dat RVWO-studenten van verschillende niveaus bij elkaar in de groep zitten en van elkaar kunnen leren. Maar in de praktijk kan het best lastig zijn om alle studenten goed te bedienen. Docenten hebben vooral behoefte aan voorbeelden van concrete werkvormen met behulp waarvan zij kunnen differentiëren.”
VIJF VORMEN VAN DIFFERENTIATIE
Differentiëren betekent: bewust en planmatig omgaan met de verschillen in onderwijsbehoeften tussen studenten in de groep. Bij differentiatie worden veelal vijf soorten genoemd.
1. Tempodifferentiatie
De ene student werkt sneller dan de ander. Studenten leren iets nieuws, op het moment dat ze eraan toe zijn.
2. Niveaudifferentiatie
Studenten krijgen instructie in verschillende niveaugroepen óf studenten die het al snappen krijgen een verdiepingsopdracht. Zo brengt de docent gelaagdheid aan in de opdrachten.
3. Interessedifferentiatie
Studenten kiezen binnen een opdracht een eigen onderwerp of hebben keuze uit enkele opdrachten.
4. Leerstijlendifferentiatie
Studenten krijgen de mogelijkheid om via hun eigen leerstrategie(ën) een taak uit te voeren of ze krijgen keuze aangeboden tussen verschillende werkvormen (zie ook de leerstijlen van Kolb).
5. Differentiatie naar begeleidingsbehoefte
Studenten die meer zelfstandigheid prettig vinden, worden vrijer gelaten, terwijl studenten die meer begeleiding behoeven extra aandacht krijgen.
Naar: https://wij-leren.nl/differentiatie-uitleg.php, https://nl.wikipedia.org/wiki/Differentiatie_(onderwijs), https://www.deltatrainingen.nl/onderwijstips/189-vijf-manieren-om-in-je-les-te-differentieren
Meer weten over het project Radicale Vernieuwing Waarde-vol Onderwijs®?
Kijk dan op: www.waardevolonderwijs.nl, volg onze sociale media of meld je dan aan voor de nieuwsbrief.
Interview en tekst: Femke van den Berg (Bureau Bisontekst) en Mieke Hollander (Zorg4Effect).
Beeld: Hanny de Bruin (en Pixabay, FreeImages).
Lees meer artikelen over:
Trefwoorden: mboRijnland, Onderwijs, Waarde-vol onderwijs Leiden